2.3.1.3.6.4 Reflectie
Of men in staat is ondanks deze mechanismen verwerkingsklachten adequaat te kunnen (h)erkennen, is uiteraard mede afhankelijk van de expertise van de beoordelaar. Aangezien het hier om vrij specifieke psychotherapeutische vaardigheden gaat, ontbreekt deze expertise doorgaans bij de primaire zorgverleners. Dat is gezien de mate van specialisatie in de zorg onvermijdelijk, maar impliceert wel dat de mensen die deze expertise wel in huis hebben deel moeten uitmaken van het behandel- of opvangteam na ingrijpende gebeurtenissen. Dit voorkomt onnodige hertraumatisering, delay, verergering van klachten en uitstel van hulp. Voor behandelaars geldt dat zij er goed aan doen om deel uit te maken van een intervisiegroep omdat gevoelens van (tegen)overdracht een belangrijke rol spelen bij dit soort problematiek.
De hier beschreven behandeling is in opzet een kortdurende therapie, waarbij men moet denken aan een maximum van zo’n 10-12 zittingen. Indient mogelijk verdient het aanbeveling de tijd tussen de zittingen aanvankelijk beperkt te houden. In het begin is een frequentie van eenmaal per week optimaal en naarmate de behandeling als geheel vordert, kan de tussenliggende tijd steeds verder worden uitgebreid. De ervaring is dat ongeveer zeven zittingen toereikend zijn, waarvan de laatste 2 met tussenpozen van zo'n 6 tot 8 weken. Na afsluiting kan de patiënt naar eigen believen gebruik maken van zijn strippenkaart en desgewenst opnieuw contact opnemen met de therapeut. Ervaringen tot nu toe laten zien dat hiervan nauwelijks gebruik wordt gemaakt.
Meer weten? Zie Psycho-educatie